Brein experiment opzetten deel 2

Pagina top navigatie elementen

Hoe leert het brein taal, lezen en rekenen?

Experiment opzetten deel 2

Transcript

LEERLING: Gedicht schrijven en een nep gedicht. Ja toch?
LEERLING: Nee een gedicht met onzinwoorden en met…
LEERLING: Ja een gedicht met onzinwoorden en een gedicht met echte woorden, en dan heb je ook een voorbeeld, een voorbeeld heb je dan, als van als neppe woorden.
LEERLING: En hebben we een tweede, ja hier een blad daar mogen ze op schrijven.
LEERLING: En dan gaan we kijken wie dan.. wat ze makkelijk vinden of niet.
LEERKRACHT: En hoe ga je… hoe ga je kijken, hoe ga je meten wat makkelijker is?
LEERLING: Ja dat gaan we ook aan hun vragen en kijken of eh welke ook beter waren.
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Nou kom ik met een hele gemene vraag: nou blijkt straks dat ehm kinderen met dyslexie van 10-12 dat die sneller zijn dan kinderen zonder dyslexie van 7-9. Komt het dan omdat ze dyslexie hebben dat ze sneller zijn, of omdat ze ouder zijn?
LEERLING: Ik denk wel gewoon omdat ze ouder zijn.
LEERKRACHT: Maar dat weet je niet zeker hè?
LEERLING: Dyslexie is vaak wel dat je minder snel kan schrijven.
LEERKRACHT: Maar hoe zou je er nou voor kunnen zorgen, dat je een antwoord hebt op onze vraag met zekerheid? Dat je zeker kan zeggen van kijk, daar ligt het aan.
LEERLING: Dat snel uit gaan zoeken?
LEERKRACHT: Heeft iemand daar een idee over? Kan iemand misschien een beetje helpen?
LEERLING: Van dezelfde leeftijd doen.
LEERKRACHT: Bijvoorbeeld ja. Allemaal van dezelfde leeftijd nemen, want dan kan je goed vergelijken. Want dan heb je dus, je moet altijd maar één verschilletje kiezen hè. En het verschil wat je nu neemt, zijn er twee. Je hebt namelijk een verschil in leeftijd, en je hebt een verschil namelijk wel dyslectisch of niet dyslectisch. En dan kun je niet met zekerheid zeggen van nou, de resultaten die ik heb, daar ligt het aan. Dus dan moet je één verschil kiezen. Dat is een mogelijkheid. Je kunt het ook op een andere manier doen.
LEERLING: Ja dus zeg maar drie keer de test bij anderen afnemen. Dus 3 keer ja andere mensen die dyslexie hebben, of 3 keer mensen die geen dyslexie hebben.
LEERKRACHT: En dan verander je de leeftijd? Of wat bedoel je?
LEERLING: Nee maar gewoon als je het 3 keer neemt, dan kan je misschien het gemiddelde nemen. En dat is misschien wat betrouwbaarder.
LEERKRACHT: Hé, dat vind ik wel een goeie opmerking. Het gemiddelde nemen.

LEERKRACHT: Wat dus heel belangrijk is, dat je maar één ding verandert, zodat je zeker weet, wat nou eigenlijk het verschil tussen twee groepen veroorzaakt. Of inderdaad, als je tussen plus- en minsommen dan verander je ook maar één ding want het ene is plussommen en de andere zijn minsommen, dus je kunt een verandering, één variabele veranderen in het materiaal, dus plus- en minsommen, of in de kinderen die het doen: wel dyslectisch of niet dyslectisch. En de rest moet je dan allemaal hetzelfde houden.

LEERLING: Onze onderzoeksvraag is of de hersenen de tekst beter begrijpen als ze eerst een plaatje hebben gezien.
LEERKRACHT: Oké, en hoe ga je dat onderzoeken?
LEERLING: We hebben twee teksten, eh twee verhalen. En bij eentje hebben we plaatjes gezocht, en dat is die…
LEERKRACHT: Dat is die zij aan het doen zijn. En dit is de andere tekst?
LEERLING: Ja. Die is zonder plaatjes.
LEERKRACHT: Oké, het is dezelfde tekst, alleen zitten er geen plaatjes bij.
LEERLING: Ja. En daarna dan krijgen ze vragen. En dan wordt de tekst weggehaald. En met die vragen zien wij of ze, of ze het beter begrijpen met plaatjes of zonder plaatjes. En we gaan ook een beetje letten op de snelheid zodat kinderen niet twee keer lezen want anders dan hadden we een afgesproken tijd, maar dan zouden ze het ook twee keer kunnen lezen.
LEERKRACHT: En hoe ga je nou kijken of ze het beter hebben gedaan, wat ga je met de vragen doen, met de antwoorden?
LEERLING: We gaan kijken wie het ‘t beste heeft geantwoord, dus wie het uitgebreidst heeft geantwoord, en hoeveel fouten erin zitten.
LEERKRACHT: En bij welke kinderen gaan jullie het onderzoek doen?
LEERLING: Bij Hugo, bij Felix, bij… Jop.
LEERKRACHT: En komen die allemaal uit dezelfde groep? Zit daar verschil in?
LEERLING: Ze komen eh ze eh het gaat een beetje om leeftijd. 11 en 10 en 12.

LEERLING: We gaan eh kijken wat ze ze gedicht met bestaande woorden of een gedicht met onzinwoorden. Wat ze daarvan makkelijker vinden om te maken.
LEERKRACHT: Dat is een heel leuk onderzoek! Echt  heel anders dan andere onderzoeken.
LEERLING: Ja de meeste onderzoeken gaan altijd over rekenen en zo en wij dachten.. dat heb ik al een keer gedaan.
LEERKRACHT: Oké.
LEERLING: Bij mij (…)
LEERKRACHT: Ja. En wat voor kinderen doen jullie onderzoek mee?
LEERLING: Ja ehm, ja 11.. eh 10 tot en met 12.

Omschrijving

De leerlingen presenteren (alleen of in groepjes) hun onderzoeksvraag en het bijbehorende experiment. Ze krijgen daarop in een leergesprek feedback van de studenten, die hen helpen om het experiment te verfijnen om daarmee de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden. Klik hier voor tips hoe je in een leergesprek ook aan taalvaardigheid kunt werken.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Hoe leert het brein taal, lezen en rekenen?

Deze lessenserie is ontworpen en uitgevoerd in samenwerking met het Wetenschapsknooppunt van de Radboud Universiteit NIjmegen (WKRU).

Kijkwijzer

1) Bekijk het fragment vanaf 00:44 – 2:33. Een leerling legt zijn experiment uit en de leerkracht probeert dit experiment verder te verbeteren. Zie je hoe ze door middel van vragen stellen aan deze leerlingen en de rest van de klas de leerlingen laat redeneren en zo tot verbeteringen in het experiment laat komen?

2) Zie je hoe de leerkracht aan het eind van het leergesprek de kern van het gesprek, het onder controle houden van variabelen, nog even samenvat? (2:37)

Opdracht
Het controleren van variabelen is best pittige en complexe materie. Bedenk met elkaar hoe de leerkracht kan controleren of de leerlingen dit begrepen hebben.

lesfasen